Waarom de wetenschap even veilig kan voelen als een religie
Hoewel in sommige (sub)culturen religie nog steeds een heel grote rol speelt, zijn er ook steeds meer mensen die niet gelovig zijn. Een interessante vraag die filosofen zich daarbij stellen is: hoe doen deze mensen aan zingeving? En hoe gaan deze mensen om met moeilijke omstandigheden? Dat agnosten geen antwoorden gaan vinden in één of andere godsdienst, staat buiten kijf. Maar waar dan wel? Misschien wel in de wetenschap.
In religieuze geschriften vind je allerlei theorieën over het hoe en waarom van uiteenlopende verschijnselen in de wereld. Zo vind je in de Bijbel wanneer de aarde is ontstaan, hoeveel zonnen ons zonnestelsel kent en waarom er zoiets bestaat als regenbogen. Je zou kunnen stellen dat religie voor een deel voor wetenschapper speelde, maar toegegeven: erg accuraat kunnen we de wetenschapsvorming uit de Bijbel niet noemen.
Exacte wetenschappers hebben deze aannames immers overtuigend ontkracht inmiddels, wat voor veel mensen een reden was om religie in een negatief daglicht te gaan zien. Maar is dat wel terecht?
Wetenschap en religie: een verschil
Wat we hier niet mogen vergeten is dat religie en wetenschap in feite twee totaal andere functies bekleden. Waar de wetenschap vooral zo exact mogelijk wil meten en voorspellen, wil religie met een holistische blik begrijpen hoe het universum als geheel in elkaar zit.
https://www.bedrock.nl/spiritualiteit-toepassen/
In feite heeft religie nooit als doel gehad om exacte voorspellingen te maken over de fysieke realiteit. Religie mikt er in de eerste plaats op om het leven draaglijker te maken en perspectief te bieden bij moeilijke tijden, niet om briljante hogere wiskundige formules te bedenken.
Het risico van niet geloven
Juist daarom is het zo interessant om je af te vragen of niet geloven in een religie geen gemis met zich meebrengt. Hoewel we natuurlijk alle baat hebben bij het begrijpen van exacte wetenschappen, is het net zo nuttig om veerkrachtig te kunnen blijven bij tegenslag.
Want kan de wetenschap ons wel voldoende troost bieden wanneer we een dierbare verliezen? Hoe kunnen we ons verzoenen met onze sterfelijkheid, zonder antwoorden ingefluisterd te krijgen vanuit een geloof? Wie gaat ons vertellen hoe we een goed leven leiden? Je mag nog zoveel wetenschappelijke kennis hebben, erg veel psychologische rust in moeilijke tijden zal het je niet bieden.
En toch…
Toch beweren denkers van onder meer The School of Life dat het antwoord niet zo zwart wit is. Zij suggereren dat agnosten juist wél op een manier naar de wetenschap kunnen kijken voor het soort ideeën dat we vroeger in religie zochten.
Zélfs op een manier dat het verzachtend werkt voor pijnlijke gebeurtenissen. Zij omschrijven 4 manieren waarop wetenschap even vertrouwd kan voelen als religie.
1. Wetenschap biedt perspectief
In moderne tijden is het soms moeilijk om perspectief te blijven bewaren – kijk maar naar wat de pandemie met ons deed. Een troostende gedachte die de wetenschap ons biedt is hoe klein de mens in feite wel niet is.
Door wetenschap weten we dat er alleen al in ons melkwegstelsel 100 miljard sterren bestaan. Tel daarbij op dat er in totaal bij benadering 10 miljard heelallen bestaan in het observeerbare universum, en je komt uit bij een gigantisch aantal van miljard biljoen sterren, waar wij slechts één stipje in zijn.
Kortom: wanneer je het even niet meer ziet, onthoud dan van de wetenschap dat we in feite ontzettend nietig zijn.
2. Alles is ijdelheid
Binnen 4 miljard jaar zal de zon – omwille van een tekort aan waterstof – transformeren in een gigantische rode reus die in grootte zodanig zal uitbreiden dat het de aarde zal verwoesten.
Spiritueel narcisme: wanneer je wel heel ver boven de rest uit zweeft
NASA omschrijft dit fenomeen met de uitspraak ‘alles is ijdelheid’, wat een krachtige herinnering is voor het feit hoe dwaas het is om steeds maar meer carrière te maken, onszelf op te tutten en resultaatgericht te leven.
3. Vergeving
Van nature uit oordelen mensen graag over anderen. Vaak genoeg vinden we het moeilijk om de kalmte te bewaren en om niet te handelen vanuit impulsieve emoties.
Wetenschap kan ons echter leren om minder boosaardig en meer vergevingsgezind te zijn. Wetenschap vertelt ons namelijk dat de mens ongeveer 200.000 jaar geleden ontstaan is in Afrika. Destijds was de mens nog een grommend wezen dat niet bezig was met lief zijn voor de ander.
De tijdspanne waarin de mens zich is gaan ontwikkelen omvat slechts 1 procent van onze geschiedenis. Als we kijken naar de periode waarin technologie en wetenschappelijke cultuur een rol zijn gaan spelen, is dat zelf 0,1 procent. Onze impulsen zijn daar in verhouding nog niet voldoende naar geëvolueerd. Ons DNA loopt nog achter en is beter geschikt voor basale omstandigheden.
Vanuit dat oogpunt is het zelfs een wonder dat we er ooit in slagen om beleefd te zijn, gevoelens uit te leggen of compromissen te sluiten. Kortom: de wetenschap leert ons vergevingsgezind te zijn voor elke keer dat je partner je gevoelens niet begreep of voor die keer dat anderen onterecht een oordeel over je hebben geveld.
Weet je wat wij daarvan zeggen? Amen to that.