Hoe mijn leven verbeterde toen ik ‘slecht eten’ losliet
Koek, snoepjes, chocola, olie, suiker, bitterballen, witte rijst, ijs, oliebollen, taart, chips, kerstkransjes, pasta, pizza, pannenkoeken, patat (of nee, friet). Allemaal dingen die we als ‘slecht eten’ beschouwen. En voor wie hoopvol werd na de titel: nee, ik ga je niet vertellen hoe ik gelukkiger werd door deze etenswaren volledig uit mijn leven te bannen. Wat ik je wél ga vertellen, is waarom ‘slecht eten’ voor mij niet meer bestaat.
Want je wordt pas écht gelukkig van een gezonde relatie met eten hebben.
‘Slecht eten’ van kwaad tot erger
Vooral tijdens mijn eetstoornis was ‘slecht eten’ de vijand. Het begon vrij ‘normaal’, volgens de algemene opvattingen althans. Chips en chocola waren niet gezond, dus die zou ik voortaan laten staan. Die kans greep mijn eetstoornis met beide handen aan om de teugels nog wat strakker aan te trekken. Noten en olie konden nu ook niet meer; veel te veel calorieën.
“Maar je ziet er helemaal niet uit als iemand met een eetstoornis”
Zo ging het van kwaad tot erger, tot ik – of nee, mijn eetstoornis – het zelfs nodig vond om fruit, groenten en boterhammen af te wegen. Eigenlijk was ál het eten ‘slecht’ geworden. En zodra ik één fout maakte, was het hek van de dam en volgde ook de rest van het chocolade-assortiment in de supermarkt.
Alles of niets
De meeste mensen ontwikkelen gelukkig geen eetstoornis en zullen niet zulke extreme eisen aan hun eetpatroon stellen. Toch hebben de meeste mensen wel wat eetregels voor zichzelf. ‘Nee, geen tweede koekje, dat zie je meteen op mijn heupen.’ ‘Nog geen chips nu, ik heb net ook al iets gegeten.’ ‘Geen cola doordeweeks, dat is alleen voor het weekend.’ Achter al die regels zitten oordelen over wat ‘goed’ en wat ‘slecht’ eten is.
Dat wordt je immers met de paplepel ingegoten. Vroeger kreeg ik bijvoorbeeld alleen op woensdag Sultana’s mee naar school, want die waren eigenlijk niet gezond. En maar één snoepje per dag, want te veel was ook ‘slecht’. En zelfs als je als volwassene eindelijk zelf mag bepalen wat en wanneer je eet, wordt je nog constant een schuldgevoel aangepraat: ‘Poeh, wel slecht hoor, dat we twee dagen achter elkaar friet halen.’
Voor veel mensen leidt dat tot een ‘alles is niets’-gedachte. Op de dagen dat je gezond eet, mag er geen suikerkorrel je mond binnenkomen. Maar soms heb je cheat days, en dan grijp je die kans aan om veel meer suiker en vet te eten dan je normaal zou doen. De balans is doorgaans ver te zoeken, wat een deel is van het probleem.
Fysiek gezond, mentaal ongezond
Het denken in termen van ‘goed eten’ en ‘slecht eten’ leidt er daarnaast misschien toe dat je vrijwel alleen goede voedingsstoffen binnenkrijgt – als het je ‘lukt’ om niet ‘te zondigen’ – maar vaak ook dat je jezelf enorm kwelt en bovendien kritisch op je eigen lichaam bent.
De reden waarom ik het niet over ‘gezond’ en ‘ongezond’ eten heb, is omdat die termen alleen gefocust zijn op wat het met je fysieke gezondheid doet – niet op je mentale of sociale gezondheid. En ja, dat zijn óók gewoon onderdelen van je algehele gezondheid.
Als je je slecht voelt en behoefte hebt aan chocola, is dat fysiek misschien ongezond, maar tegelijkertijd een keuze die mentaal gezond kan zijn. En je mentale gezondheid heeft net zo veel aandacht nodig als je fysieke gezondheid. Da’s reden nummer twee waarom het verschil tussen ‘goed’ en ‘slecht’ niet zo zwart-wit is.
Waarom het zo moeilijk is om een gezonde relatie met je lichaam te hebben (in deze maatschappij)
Eten met weinig belangrijke voedingsstoffen
Maar als het geen ‘goed eten’ en ‘slecht eten’ is en geen ‘gezond eten’ of ‘ongezond eten’ – hoe noemen we het dan? Ik las ergens de termen ‘eten met veel belangrijke voedingsstoffen’ en ‘eten met weinig belangrijke voedingsstoffen’, en daar ben ik erg fan van. Met het eerste bedoelen we dan bijvoorbeeld volkoren brood en groenten, met het tweede dingen als cola en chips.
Als je het op die manier formuleert, krijg je een stuk minder last van schuldgevoelens, én kun je makkelijker de balans opzoeken. Beide dingen zijn belangrijk voor een goede relatie met eten – waarin voor de term ‘slecht eten’ geen plaats meer is.