Gender Guide: voor eens en voor altijd een guide over gendertermen
Taalgebruik rondom transgender personen gaat vaak mis en ligt erg gevoelig. Onbedoeld worden er beledigende of ouderwetse termen gebruikt, of betekent een zin wat anders dan wat de schrijver bedoelt. Om dit te voorkomen, én omdat er steeds meer nieuwe termen bij komen, hebben we voor eens en voor altijd een guide gemaakt over gendertermen.
Non-binair, genderqueer, gender non-conform, genderfluïde en bigender. Dit zijn allemaal verschillende termen voor genderidentiteiten die buiten het binaire gendermodel (man of vrouw) passen. En deze personen wensen dus niet met hij/zij, hem/haar of zijn/haar te worden aangesproken, maar met die, hen, hun of diens.
Toen ik Mandy Woelkens interviewde over haar relatie met Thorn Vineyard, werd mij keihard duidelijk hoe beperkt mijn vocabulaire was. Ik schaamde me dood! Telkens ging ik weer de fout in, terwijl ze me al een paar keer had verbeterd. Dus uit eigen ervaring weet ik dat de wil er wél is, maar de kennis of gewenning (nog) niet. Daarom leek het mij een goed idee om een Gender Guide te maken. Voor mezelf, en ook een beetje voor jullie.
Om te beginnen, een (incomplete) woordenlijst
- Geslacht = volgens de oude tradities of je man of vrouw bent, maar deze definitie is achterhaald. Het gaat namelijk puur over de lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen: bij de geboorte wordt vastgesteld of je een vagina (V) of een penis hebt (M). Je kunt ook geboren worden met variaties van vrouwelijke en mannelijke kenmerken. Dit heet intersekse (X) en komt bij ongeveer 1 op de 1500 mensen voor.
- Gender = de culturele betekenis van deze lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen, ook wel sociaal geslacht genoemd. Gender eigenschappen hebben alléén betrekking op sociale-, gedrags-, en identiteitsaspecten, en niet op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen.
- Genderidentiteit = het genderhokje waarin iemand zich het meeste thuis voelt en het gender waarmee iemand zich identificeert: vrouw, man, geen van beide, allebei, of iets anders. De genderidentiteit is niet altijd zichtbaar aan de buitenkant, maar vormt een intern proces.
- Genderexpressie = het gender dat iemand uitdraagt naar de buitenwereld en is vaak wél zichtbaar van buitenaf. Dit doen mensen door middel van kleding, gedrag, manier van lopen, etc.
- Geslachtskenmerken = lichamelijke kenmerken van het geslacht. Zowel aangeboren kenmerken (vagina en penis) en kenmerken die zich ontwikkelen in de puberteit (borsten, baardgroei, adamsappel) en door een geslachtsaanpassende behandeling.
- Genderdiversiteit = de diversiteit die er onder mensen bestaat aan genderexpressie en genderidentiteiten.
- Genderneutraal = datgene dat voor iedereen bedoeld is of voor iedereen toegankelijk is, ongeacht iemands geslacht of gender. Denk aan de wc bij jou thuis.
- Genderinclusief = datgene wat erop gericht is om iedereen – ongeacht hun geslacht of gender – ergens geaccepteerd te laten voelen.
- Transgender = een overkoepelende term voor mensen wiens genderidentiteit en/of –expressie anders is dan het geslacht dat bij hun geboorte werd vastgesteld.
- Non-binair = een alternatieve benaming van de genderidentiteit en/of –expressie van transgender personen die zich niet enkel mannelijk of vrouwelijk voelen en/of uiten.
- Trans(gender) man = een man die bij geboorte en voor zijn transitie voor meisje/vrouw werd aangezien en als zodanig stond geregistreerd.
- Trans(gender) vrouw = een vrouw die bij geboorte en voor haar transitie voor jongen/man werd aangezien en als zodanig stond geregistreerd.
- Cisgender = een term voor personen die zich – in tegenstelling tot transgender personen – wél thuis voelen in hun lichaam, en waarbij de genderidentiteit overeenkomst met hun lichamelijke sekse. Cismannen en cisvrouwen worden vaak als de norm gezien.
- Genderfluïde = de flexibiliteit van genders, doordat iemand zijn gedrag en uiterlijk kan veranderen en daarmee ook het gender een andere vorm aanneemt. Gender is namelijk niet iets wat je hebt of bent, maar wat je doet.
- Panseksueel = een seksuele voorkeur van personen, die zich aangetrokken voelen tot anderen, ongeacht het biologische geslacht. Iemands genderidentiteit of genderexpressie maakt dan niet uit. Oftewel: het maakt niet uit of iemand man, vrouw of non-binair is – ze vallen op een persoonlijkheid en niet op de uiterlijke of geslachtskenmerken van een persoon. En nee, dat is niet hetzelfde als biseksueel, want biseksuelen voelen zich aangetrokken tot personen van meer dan één geslacht (mannen en vrouwen).
- Omniseksueel = een panseksueel, die het gender waarmee iemand zich identificeert wél volledig herkent en erkent. Voor panseksuelen valt geslacht volledig weg, terwijl omniseksuelen zich wel degelijk bewust zijn van het gender waarmee iemand zich identificeert. Ongedacht de genderidentificatie, voelen omniseksuelen zich alsnog aangetrokken.
- Queer = een paparpluterm voor mensen die zich niet als heteroseksueel of cisgender (dus ‘gewoon’ man of vrouw, niet transgender of transseksueel) identificeren. Queers zien het geslacht meer als fluïde en zijn tegen hokjes.
Non-binair: als je geen meisje, maar ook geen jongen bent. Hoe werkt dat in relaties?
Hoe kun je transgender personen het beste aanspreken?
Als iemand zich geen hij en geen zij voelt, hoe kan die persoon in het Nederlands dan worden aangeduid? De non-binaire gemeenschap vindt ‘hen’ (afgeleid: hen, hun) een fijn alternatief, in navolging van het Engelse ‘they’ (afgeleid: them, their).
Een paar voorbeelden zijn:
- hij heet Daan, zij heet Daan en die heet Daan
- hij loopt, zij loopt en hen loopt
- zijn boek, haar boek en hun boek of diens boek
- ik ga naar hem toe, ik ga naar haar toe en ik ga naar hen toe
Veel mensen vinden het verwarrend dat hen/hun meestal naar meerdere mensen verwijst. Maar de werkwoordsvorm die je gebruikt is in principe wel enkelvoud. Als je toch duidelijk wilt maken dat het om een persoon gaat, kun je iemands naam noemen.
Bijvoorbeeld: ‘Ik ben met Jari naar hun oma geweest. Hen heeft een cadeau meegebracht’.
Zo weet je meteen naar wie je verwijst in de zin en gebruik je de juiste voornaamwoorden. Of je gebruikt die/diens, dan is het meteen duidelijk dat het om een individu gaat. Die is het aanwijzende voornaamwoord, diens is het bezittelijke voornaamwoord.
Bijvoorbeeld: ‘Ik heb met Robin gewerkt. Die is echt slim. Ik heb zoveel geleerd van diens aanwijzingen’. Of: ‘Die stuurde mij een brief. Ik vond diens woorden heel mooi.’ En als je het even niet meer weet, kun je iemands naam gebruiken in plaats van een voornaamwoord.
Bestaat authenticiteit nog in onze maatschappij waar ‘anders-zijn’ de norm is?
Nog meer do’s en don’t
- Zeg niet transgender, maar transgender persoon. ‘Een transgender’ kan namelijk net zo onaardig klinken als ‘een lange’. Een lang persoon klinkt een stuk beter.
- Verwar een transseksueel persoon niet meer transgender persoon. Transseksualiteit is namelijk een medische term voor mensen die een geslachtsoperatie ondergaan. Lang niet alle transgender mensen hebben hier behoefte aan. Daarnaast zijn dit soort details vrijwel nooit relevant voor anderen. Het woord transseksueel gebruiken in plaats van transgender komt erg ouderwets over.
- Praat niet over ‘echte’ of ‘natuurlijke’ of ‘biologische’ vrouwen of mannen. Transgender mensen zijn namelijk óók echt en natuurlijk en biologisch. Het voorvoegsel cis- betekent het tegenovergestelde van trans-. Als je niet transgender bent, ben je cisgender. Cisgender wordt vaak afgekort tot cis. En cis is geen acroniem, dus schrijf het niet als CIS.
- Zeg niet ‘toen je nog een man was’ of ‘toen hij nog een vrouw was’, maar zeg ‘toen je je nog als man presenteerde’ of ‘toen hij nog als vrouw gezien werd’.
- Zeg liever niet mannen en vrouwen, maar personen. Liever niet dames en heren, maar mensen. Niet jongens en meisjes, maar kinderen. Niet geachte heer/mevrouw maar geachte lezer.
- Zeg nooit: “wat ben je?”, maar “hoe spreek ik je aan?”
- Zeg nooit: “ben je al af?” of “ben je al helemaal vrouw/man?”, maar zeg gewoon niets.
Girl op Netflix is een must-see over gender en identiteit in de danswereld